Ga naar de inhoud

Vanaf de tribune

Thuis vragen ze mij wel eens wat ik er aan vind om iedere keer weer naar de raadsvergaderingen te gaan. “Is het niet saai?”,  “Wat doen ze daar nou?” “Heeft al dit vergader nog wel zin?” wordt me dan gevraagd.

En inderdaad lang niet alle vergaderingen zijn boeiend en interessant, maar toch gaat er een soort verslavende werking van uit om er bij te zijn. Ik vergelijk het wel eens als met het bijwonen van een voetbalwedstrijd: als trouwe supporter ga je zoveel mogelijk naar de wedstrijden van je club, ook al spelen ze lang niet altijd zoals jij je het had voorgesteld. Maar het blijft wel je clubje waar je bij wilt zijn! Dit gevoel overheerst de laatste tijd ook bij mij. 

Bij de start van dit college was de belofte hoopvol. Met de inbreng van een nieuwe partij zou het allemaal anders worden. Daadkracht, transparantie en geen achterkamertjespolitiek meer waren sleutelwoorden voor het nieuwe college. En inderdaad in de eerste weken leek het college voortvarend van start te gaan. De lang gekoesterde wens voor de invoering van koopzondagen werd in no-time gerealiseerd. Maar daarna..? 

Natuurlijk zijn er verzachtende omstandigheden. Twee wethouders traden af en werden vervangen, er kwam een nieuwe burgemeester, nieuwe raadsleden werden geïnstalleerd, er stak een financiële storm op. Allemaal zaken die de nodige aandacht vragen, maar die het “vorm geven aan de samenleving” vertragen, terwijl de raad daarvoor toch bedoeld is.

In deze constellatie verbleekte de inbreng van mijn club, sommige goede voorstellen werden niet gehonoreerd of voor nader onderzoek aangenomen.

De laatste begrotingsbehandeling in november deed mij mijn wenkbrauwen fronsen. Er moet de komende jaren fors bezuinigd worden en dat gaat pijn doen, daarover zijn alle partijen het eens. 

De PvdA fractie werd tijdens de beschouwing meteen al uitgedaagd door de CU: “Houdt de PvdA zijn rug recht nu het erop lijkt dat er ook bezuinigd moet worden in het sociale domein, toch het terrein waar de PvdA zich sterk voor maakt?” Ik begrijp de gedachte, maar in het verkiezingsprogramma van de partij staat ook dat “voor een goed sociaal beleid een financieel sterke gemeente belangrijk is”. Het is dus aan de fractie om de daarbij gemaakte keuzes duidelijk te maken. 

De aanloop naar deze begrotingsvergadering was heftig. In juni zou er al over gesproken worden, maar omdat er grote verschillen lagen tussen wat de verschillende fracties wilden en wat het college voorstelde, is toen besloten dat alle fracties mochten aangeven waar zij mogelijkheden voor bezuinigingen zagen; een uitvloeisel van de nieuwe politiek, dus geen achterkamertjes meer en een politiek debat in de raad. Maar toen het erop aankwam bleek, tot frustratie van de oppositie, er toch weer sprake van dat de coalitiepartijen van tevoren met elkaar het e.e.a. hadden afgesproken. Dus geen open debat in de raad, zoals ons was voorgehouden. (Overigens gaf de fractievoorzitter van de ELP zelf toe dat hij de mogelijkheden hiertoe verkeerd had ingeschat. De praktijk is toch weerbarstiger.)

Verder stoorde mij het gemak waarmee verschillende partijen de oorzaken van het financiële situatie van dit moment in de schoenen schoven van voorgaande colleges. Dit kwam op mij als wel heel gemakkelijk over, een vorm van goedkope profileringsdrang. Ik had het gevoel dat mijn club tekort werd gedaan!

Om te onderzoeken wat ons de komende tijd te wachten staat ben ik bij een aantal fractieleden te rade gegaan. Maar dat past niet in het format van deze column. Daarover meer elders in dit Roaske.

Jaap Munniksma